Spraak
Wij spreken in zinnen, die bestaan uit woorden, die op hun beurt weer bestaan uit verschillende klanken. Als de volgorde van die klanken niet klopt of een klank wordt verkeerd uitgesproken, ontstaan problemen met het verstaan of het begrijpen van het woord.
De spraakontwikkeling begint al vlak na de geboorte. Baby’s reageren op geluiden en beginnen zelf ook geluiden en klanken te maken. Daarna zetten ze de klanken achter elkaar en worden het de eerste woordjes. Kinderen leren de verschillende klanken door imitatie van de ouders. Soms stagneert de spraakontwikkeling of komt deze niet goed op gang. Dit kan bijvoorbeeld door een (tijdelijk) gehoorprobleem. Een kind wordt slecht verstaan als hij klanken vervangt door andere klanken (bijvoorbeeld “kat” wordt “tat”) of als hij klanken weglaat (bijvoorbeeld “klok” wordt “kok”). In een normale spraakontwikkeling kan een kind nog niet direct alle klanken goed maken. Dit heeft te maken met de leeftijd van het kind. Een kind van 5 jaar hoort voor iedereen goed verstaanbaar te zijn.
Soms krijgt een kind het motorisch niet voor elkaar een klank uit te spreken. Of heeft het problemen met het plannen en coördineren van de spraak.
Als een kind erg nasaal (door de neus) spreekt, wordt het ook slecht verstaan. Dit komt bijvoorbeeld voor in combinatie met schisis (aangeboren lip-, kaak- en/of gehemeltespleet), een aangeboren te kort gehemelte of een verlamming van de spieren in het zachte gehemelte, maar het kan ook een gewoontevorming zijn. Ook als een kind slist, komt dat de verstaanbaarheid niet ten goede.
Volwassenen kunnen ook spraakproblemen hebben. Er kan onduidelijk of met een accent gesproken worden, zodat men niet goed wordt verstaan. Er kunnen ook haperingen in de spraak optreden.